Elke tuinder zal vroeg of laat te maken krijgen met zieke planten of een rupsen- of slakkenplaag. Dit hoort bij werken met de natuur en dat zul je moeten aanvaarden. Het betekent echter niet dat je dit maar gelaten over je heen moeten laten komen maar dat je moet proberen om deze problemen een stap voor te zijn of dat je in actie moet komen om er op een fatsoenlijke manier van af te komen. We zullen de belangrijkste ziektes en plagen die op onze complexen voorkomen hier bespreken.
Aardappelziekte
Deze schimmelziekte die ook bekend is onder de naam phytophtora infestans treedt niet alleen op bij aardappels maar ook bij andere planten die tot de nachtschadefamilie behoren zoals tomaten. Om te beginnen: in droge zomers komt deze ziekte niet voor. Je kunt dus geluk hebben en er een paar jaar geen last van hebben. Als het een nat jaar is en je neemt te laat maatregelen dan is een groot deel van je oogst verloren.
Professionele telers doen er van alles aan om de schimmel de kop in te drukken. Aardappelvelden worden daarom regelmatig met fungiciden (dit zijn middelen die schimmels bestrijden) besproeid. Aangezien vele van deze middelen behoorlijk giftig zijn gebruiken wij die niet en proberen met teeltmaatregelen de gevolgen hiervan te verminderen.
Aardappels zijn er vooral gevoelig voor in de periode na de bloei, als de plant minder vitaal begint te worden. De ziekte treedt dan vooral op bij zoel nat weer. Je kunt de schimmel herkennen aan de zwarte vlekjes op de bladeren, die vaak aan de randen beginnen. Draai je het blad om, dan zie je aan de onderkant van het blad grijs schimmelpluis zitten. Het is verstandig om de aardappels zo snel mogelijk te rooien ook al zijn de knollen nog niet volledig volgroeid. De schimmel infecteert met zijn sporen ook de grond en daarmee ook de aardappels zelf. Als je dus te lang wacht zul je dit merken ook. Schijnbaar gezonde piepers veranderen in korte tijd in stinkende zakjes bruin water. Het is dan ook noodzakelijk om in een dergelijk geval de gerooide aardappels elke week te controleren en de zieke exemplaren te verwijderen.
De ervaring leert dat vroege rassen er minder last van hebben dan de late. Dit door het feit dat zoel vochtig weer vooral midden in de zomer optreedt en aangezien de oogst van de vroege rassen omstreeks eind juni valt heb je de aardappels al uit de grond voordat de problemen beginnen.
Buitentomaten kunnen ook behoorlijk last hebben van phytophtora en er zijn zomers dat je helemaal niets oogst wat de moeite van het opeten waard is. Ook hier begint de ziekte bij het blad en worden op den duur ook de vruchten aangetast. Treedt de ziekte laat in het jaar op als je al rijpe tomaten hebt, dan kun je nog veel redden door op tijd te oogsten en in te vriezen. Krijg je er last van als de tomaten nog groen zijn dan is de kans vrij groot dat je hele oogst verloren gaat. Je kunt in dat geval je planten voorzien van een tomatenzak die je over de planten heentrekt en de bladeren droog houd. Als zo’n natte periode dan niet te lang duurt dan kun je vaak nog een aardige oogst krijgen op voorwaarde dat je er op tijd bij bent geweest.
Tomaten zijn eigenlijk niet zo geschikt om buiten te telen in ons overwegend natte klimaat. Ze moeten, wil je een beetje oogstzeker kunnen werken, eigenlijk in een kas geteeld worden. Buiten lukt het alleen als er sprake is van een warme droge zomer.
Andere schimmelziektes
Bodemschimmels bestrijd je vooral door vruchtwisseling toe te passen en als je daar niet mee sjoemelt heb weinig problemen. Anders is het gesteld met bladschimmels. Bladschimmels treden vooral op bij vochtig weer, waarbij vooral zwakke planten worden aangetast.
Courgettes en komkommers krijgen het vaak als de planten al een tijdje vrucht gedragen hebben. Courgettes kun je nadat je ze eind Mei geplant hebt als nateelt nog eens een keer in juni (na de erwten bijvoorbeeld) in je tuin zetten. Tegen de tijd dat je met de vroege teelt problemen krijgt heb je dan alweer vruchten aan de jonge planten. De oude plant ruim je dan op en je zet er iets anders neer wat in de vruchtwisseling past.
Amerikaanse kruisbessenmeeldauw dat zoals de naam al zegt bij kruisbessen optreedt kun je bestrijden door de toppen van de takjes af te knippen. De door de schimmel aangetaste stukken kun je herkennen doordat ze iets rood gekleurd zijn. Vooral struiken die in de (half)schaduw staan hebben last van. Je kunt de ziekte tegen gaan door deze plaatsen te mijden en de struiken meer in de wind en in de zon te zetten. Plant bij voorkeur een ras dat tegen deze ziekte resistent is, zoals “Invicta”.
Soms zijn er situaties denkbaar dat teeltmaatregelen niet meer afdoende zijn en je de schimmel actief moet bestrijden. Je kunt dan je toevlucht nemen tot spuitzwavel en het biologische middel Neudo Vital. Beide middelen helpen de ziekte in toom te houden.
Draaihartigheid
Draaihartigheid is op onze complexen een veel voorkomende ziekte bij kool. Het wordt veroorzaakt door de koolgalmug. De larve van dit kleine diertje veroorzaakt een groeiafwijking waarbij in plaats van normale bladeren hele rare gedraaide bladeren tevoorschijn komen. Alle koolsoorten hebben er last van maar vooral bij sluitkool, bloemkool en zomer-broccoli mislukken vaak hele oogsten. Spruitkool en boerenkool worden ook aangetast maar daar ontwikkelt zich dan uit de oksel van een blad vaak een nieuwe spruit die je als nieuwe hoofdstengel kunt laten doorgroeien, waardoor je toch nog een redelijke oogst kunt verwachten.
Om deze ziekte te voorkomen kun je het volgende doen: Vroeg planten. Als je begin mei plant zijn tegen de tijd dat de koolgalmug gaat vliegen de planten al zo groot dat de schade beperkt blijft. Op een winderige plaats planten. De koolgalmug geeft er de voorkeur aan om de eitjes op luwe plaatsen af te zetten. Kool die dus lekker in de wind staat heeft vaak veel minder last van draaihartigheid. Afdekken met gaas is een goede manier. Je moet dan heel fijn insectengaas over de jonge planten heen spannen. Neem hiervoor geen horrengaas, dat is te grof.
Bladrandkever
Bij erwten, kapucijners en peulen treedt vrijwel elk jaar schade door aantasting van de bladrandkever op. Vooral stamtypes hebben er last van, bij rijserwten en kapucijners (die veel sneller groeien) heb je minder problemen. Je herkent het door de kartelrandjes die aan de bladeren komen. De aantasting kan zo erg zijn dat de planten het niet overleven doordat behalve dat de kever van de blaadjes snoept ook nog eens de larve aan de wortels zit te knagen. Heb je daarbij ook nog eens een koud en nat voorjaar, dan doen de slakken de rest. Je kunt de aantasting de baas worden door er voor te zorgen dat de planten goed aan de groei komen. Afdekken met transparant plasticfolie helpt meestal afdoende. Sommige tuinders maken een geïmproviseerde groeitunnel over de jonge planten heen. Door de temperatuursverhoging gaan de planten sneller groeien dan de bladrandkever kan eten en groeien over de aantasting heen. Als je de aantasting de baas bent haal je het plastic bij zacht regenachtig weer weg.
Luizen
Luizen komen vrijwel elk jaar voor waarbij vooral de zwarte bonenluis massaal op tuinbonen kan voorkomen. Je kunt de aantasting verminderen door vroeg te zaaien en aan het einde van de bloeiperiode de top uit de plant weg te nemen. In de zomer komt deze luis ook voor op stok- en stam (sla en snij)bonen. Op klein- en grootfruit komen ook vaak luizen voor. Bekend is de melige appeltakluis die grote schade aan de bloesem kan veroorzaken. Op pruimen komen vrijwel elk jaar aantastingen voor. Je vindt ze vooral aan de jonge twijgjes. Bij erge aantastingen is het bespuiten met zeepspiritus een goede manier om de luizenpopulatie in bedwang te houden.
Slakken
Slakken zijn vooral in natte jaren een groot probleem op onze complexen. Het is een plaagdier dat goed bestreden moet worden, want de vraatzucht van de slak is enorm. Zaaigoed en jonge planten worden vaak in korte tijd opgegeten. Slakken zijn vooral actief bij regenachtig weer. Er komen op onze complexen wel een stuk of zes soorten slakken voor. Vooral naaktslakken zijn plaagdieren van formaat.
Wat kun je er tegen doen? In de natuur wordt de populatie kort gehouden door allerlei natuurlijke vijanden. Aangezien die op onze complexen bijna niet aanwezig zijn, zullen we zelf als natuurlijke vijand moeten optreden. Doordat de slak in de grond overwintert kom je ze bij het spitten in het late najaar tegen. Soms zitten ze (bij de zwarte tuinslak bv) met een aantal bij elkaar in een holte in de grond. Je kunt ze dan gemakkelijk verzamelen en vernietigen. (in de sloot gooienbijvoorbeeld). Je kunt in Maart afgedragen koolstronken of bladeren van winterbloemkool neerleggen. De slakken komen bij zacht weer bovengronds voedsel zoeken. Je kunt ze dan vroeg in de ochtend of ‘s avonds in schemering verzamelen. Ook in de zomer is het een goede manier om slakken met de hand te vangen en te verwijderen. Soms is er geen beginnen aan en zijn we genoodzaakt om onze toevlucht tot slakkenkorrels te nemen. Gebruik ze alleen als het niet anders kan en ga er zuinig mee om. Je kunt ze vaak heel effectief bestrijden door niet bij de planten maar in een ring om een groep planten heen of zelfs op het pad (dun) te strooien. Het plaatsen van biervallen kan natuurlijk ook maar heeft als nadeel dat ook veel nuttige roofinsecten (loopkevers bijvoorbeeld) gevangen worden.
Aardvlooien
Bij droog en zonnig weer zien we vaak dat bij jonge koolplanten, radijs en raapsteeltjes gaatjes in de blaadjes ontstaan. Deze gaatjes (als je heel goed kijkt zie je dat er nog een stukje van de opperhuid van het blad aanwezig is) worden veroorzaakt doordat kleine geelgestreepte kevertjes aan de blaadjes eten. Omdat ze bij aanraking van het blad weg springen, worden ze aardvlooien genoemd. >Bestrijden is eigenlijk niet nodig. Je kunt de aantasting verminderen door er voor te zorgen dat de planten goed groeien en dat betekent dus dat je water moet geven. De aantasting gaat meestal vanzelf weer voorbij als het weer omslaat en het gaat regenen.
Wortelvlieg
Vaak kun je bij wortels vraatgangen of bruin verkleurde gaatjes vinden, die veroorzaakt worden door de larve van de wortelvlieg. De vlieg legt onder gunstige omstandigheden een eitje bij de wortelhals waarna de larve gangen in je zorgvuldig opgekweekte peentjes gaat knagen. Je kunt de aantasting verminderen door naast wortels uien te planten of te zaaien. De geur van de uien maskeert de geur van de wortels waardoor de wortelvlieg op een dwaalspoor wordt gebracht. Je kunt ook afgedraaid blad van prei tussen de wortels leggen. Het helpt ook als je de wortels op een winderige plek zet.
Rupsen
Veel voorkomende rupsen op onze complexen zijn:
Geelgroen gestreepte rupsen van het koolwitje.
De groene rupsen van de kooluil.
Aardrupsen van overdag vliegende nachtvlinders van het geslacht Agrotes.
De geelgestreepte rupsen van het koolwitje komen in Augustus vaak massaal op alle koolsoorten voor. De eieren worden door de vlinder aan de onderkant van de bladeren afgezet, waarna de rupsen de kool volledig kaal kunnen vreten. We kunnen ook hier weer optreden als natuurlijke vijand door de rupsen met de hand te bestrijden. ( rups tussen je vingers nemen en even knijpen). Je kunt ook eventueel spuiten met een biologisch middel op basis van een voor de rupsen schadelijke bacterie (bacillus thuringiensis) of een pyretrumextract bevattend middel als Spruzit.
De rupsen van de kooluil zijn groen en zitten vaak in het hart van de plant verscholen of je vindt ze bij broccoli tussen de bloemknopjes. Bij spruitkool kun je ze tussen de bovenste bladeren gemakkelijk met de hand verwijderen bij sluitkool kun je het met behulp van een stokje proberen. Bij ernstige schade kun je één van boven-genoemde bestrijdingsmiddelen gebruiken. Als ze in de broccoli zitten zijn ze vrijwel onvindbaar maar de rupsen kruipen er vaak uit als je vlak voor het bereiden van de maaltijd de bloemhoofdjes in het water legt.
Aardrupsen zijn de larven van overdag vliegende nachtvlinders van het vlinder en rups geslacht Argotis die overdag in de bodem verblijven en ‘s nachts bovengronds op zoek gaan naar voedsel. Deze dieren zijn vooral in het vroege voorjaar en in de zomer actief. Ze zijn verzot op pas geplante sla- en andijvieplantjes. De rups vreet dan net onder het bladrozet de wortel op waardoor de blaadjes slap op de grond komen te liggen. Je kunt de rups vaak nog in de buurt van de plant in de grond vinden. Even een beetje in de grond wroeten en je hebt hem te pakken.
Vogelschade
Vogels kunnen kunnen in sommige gevallen ook schade veroorzaken. Mussen zijn verzot op spinaziezaad en als ze je pas ingezaaide regeltjes ontdekt hebben blijft er van het zaad niets meer over. Merels trekken vaak aan pas gezette plantuitjes. Ze trekken ze uit de grond om te kijken of er soms een worm onder zit. Als de plantuien flink diep in de grond druk heb je geen last van. Merels en spreeuwen zijn ook gek op bessen, aardbeien en grootfruit, en wil je voorkomen dat alles opgevreten wordt dan zul je moeten afdekken met een net. Dat moet je ook doen als je pas spinazie gezaaid hebt. Bij vruchtbomen is afdekken on-begonnen werk. Je kunt daarom maar het beste alles oogsten als je merkt dat de spreeuwen het fruit ontdekt hebben. Spreeuwenvraat kun je verwachten nadat de vlierbessen rijp zijn geworden. Vlierstruiken worden dan ook volledig kaalgegeten. Het helpt als je in de bomen nylondraad spant. De vogels zien dit niet en vliegen er tegen aan. Ze schrikken dan en vliegen weg. Dit gaat natuurlijk net zolang door tot ze er aan gewend zijn maar je kunt je oogst op die manier een beetje rekken.
Lastige (on)kruiden
Wat te doen met ongewenste kruiden en grassen die op de meest ongelegen plaatsen schijnbaar plotseling uit de grond opduiken ? Deze planten kunnen we grofweg verdelen in twee groepen. Planten die zich voortplanten uit zaad en planten die zich voortplanten uit zaad en ondergrondse uitlopers.
Tot de eerste groep behoort bv ereprijs, klein kruiskruid, nachtschade, knopkruid, straatgras, boterbloem, paardebloem, ridderzuring, melkdistel etc. Deze planten laten zich over het algemeen goed verwijderen door schoffelen en wieden, al moet bij zuring, melkdistel en paardebloem wel eens een schepje gebruikt worden. Het is niet verstandig om deze planten op de composthoop te gooien als ze al zaad gevormd hebben, want dan heb je het daaropvolgende jaar een probleem.
Tot de tweede groep behoren kweekgras, haagwinde en zevenblad. Deze planten zijn vaak heel moeilijk uit de tuin weg te krijgen omdat ook afgebroken ondergrondse uitlopers weer een nieuwe plant vormen. Uitgraven is het enige wat er opzit. Meestal blijft er wel wat in de grond achter en dan kun je door veelvuldig schoffelen de groei van deze planten flink binnen de perken houden. Je kunt ook bij het spitten en de grondbewerking in het voorjaar vaak nog heel wat ondergrondse uitlopers verwijderen.
Literatuur:
Gewasbescherming in Sier-, moes en fruittuin, Kurt Henseler- uitgave Zomer & Keuning. ISBN 90-210-0063-6
Garden pests and diseases, Audrey Brooks & Andrew Halstead – uitgave Christopher Tickel , ISBN 1-85732-906-6
Naturgemässer pflanzenschutz, Dr Martin Böhringer & Günter Jörg – uitgave Kosmos, ISBN 3-440-06495-6